Dat ik van waarde ben, dat wil ik niet kwijtraken
Veel families hebben al generaties lang een relatie met 's Heeren Loo. Als werkgever of als zorgverlener voor een familielid, of beiden. Wat bindt deze families met onze organisatie? Waarom kiezen familieleden vaak om te gaan werken bij de zorgverlener waar hun familielid woont of zorg krijgt?
Petra Remmelzwaal-Dijkhuizen werkt als teamleider Diensten op woonzorgpark Willem van den Bergh geeft leiding aan het team van schoonmakers. Naast haar werk bij 's Heeren Loo begeleidt Petra mensen als coach gericht op kernemoties.
"'s Heeren Loo is altijd op een of andere manier in mijn leven geweest. Ik was 4 jaar toen mijn oudste broer Jan op het Westerhonk ging wonen, er was destijds geen plek in Noordwijk. Hij heeft daar van 1969-1974 gewoond. Mijn jongste broer Cor ging daar ook wonen in 1974.
Beiden hadden het San Filippo syndroom, een erfelijke stofwisselingsziekte, waarbij de organen 2-3 zo groot worden en waarbij de mentale en fysieke gesteldheid steeds slechter wordt. Jan is in 1974 op het Westerhonk overleden. In de tijd gaf je je kind af bij de deur. De eerste 6 weken mocht je niet op bezoek, het kind moest onthechten. De zorg was heel anders in die tijd. Dat kunnen we ons nu niet meer voorstellen Ik was nog wel heel jong, maar ik kwam er heel vaak. We waren zo'n drie keer in de week op het Westerhonk. Toen Jan stierf, woonde Cor ook net op het Westerhonk.
Vlak voor de begrafenis van Jan hoorden we dat Cor een plek kreeg in Noordwijk. Hij heeft van 1974-1986 op het park gewoond. Mijn broer Cor woonde op de Radix, zijn groep heette de kabouters. Hij was 4 jaar, ik 7. Ik herinner me nog zo goed dat mijn moeder zei: “Die kleedjes kun je weg weghalen, want hij trekt alles eraf.” “Nee, hoor mevrouw, dat laten we wel hangen.” En de volgende dag... overal de kleedjes weggehaald. Het was een belhamel eerste klas. Hij kon toen nog kattenkwaad uithalen. In de tuin van zijn groep had de zuster een auto neergezet, een Eend. Ze begrepen niet wat ze deden, maar ze hadden wel veel lol. Als ik terugkijk deed ik gewoon met alles mee, ging met de groep mee zwemmen, ik mocht pannenkoeken bakken op de woning. Ging mee naar de dagbesteding. Het was nooit te veel.
Mijn moeder maakte de kleding voor Cor zelf. Dat zat het fijnst, broeken voorzien van elastiek. Ze deed ook zijn was zelf. Dat vond ze fijn om te doen, voor haar het minste wat ze voor hem kon doen. Alles ging in goede harmonie. Samen, met de verpleging. Ik weet ook nog goed dat iemand van de schoonmaak per ongeluk een tas met nieuwe kleding van mijn broer bij de vuilnis had gezet. Alles weg. De geneesheer-directeur van die tijd, dokter Pouwels trok zelf de portemonnee zodat mijn moeder nieuwe stoffen kon kopen.
In 1986 overleed ook Cor, ik was toen net 18 jaar en wist eigenlijk altijd al dat ik ook iets in de zorg wilde gaan doen. Pieter de Jong, zijn arts zei tegen me: "dat moet je niet doen, het is psychisch veel te zwaar." Het was ook een heel heftige tijd. Mijn vader was ook vaak ziek in die tijd. Hij kon niet accepteren dat zijn kinderen doodgingen. Ik luisterde naar Pieter de Jong en maakte andere keuzes, ik trouwde jong, ik was 20. Maar het bleef kriebelen. Toen kreeg ik de kans om alsnog te solliciteren. Je kon in die tijd met ervaring (zonder opleiding) solliciteren. Ervaring had ik wagonladingen vol. Dus ik werd aangenomen. Ik werkte op alle paviljoens. Ik hoefde maar 1 keer iets te vragen en dan wist ik het. Als flex-medewerker wist ik precies wie, wat en hoe. Ik had daar een soort fotografisch geheugen voor. Dat hielp enorm en ik vond het geweldig om te doen. Na een aantal jaar ging mijn rug protesteren en daarom moest ik de zorg uit.
Ik maakte de overstap naar de financiële administratie, want ik had ook mijn boekhoudpapieren. In 2007 startte ik mijn carrière bij Facilitair en werd facilitair coördinator. Na de reorganisatie in 2010 werd ik ook coördinator in Monster, een duobaan. De eerste klus daar was de uithuizing van Paviljoen de Zeeleeuw, Tuinlaan 12, exact hetzelfde adres als waar mijn oudste broer in 1974 was overleden. In die ruim 10 jaar die ertussen zat, was de woning niks veranderd. De slaapzalen, alles was nog hetzelfde, hooguit een ander kleurtje op de muur. Ik heb de managers toen wel ingelicht, want het bracht wel veel gevoelens met zich mee om daar weer te zijn. In 2011 werkt ik weer volledig voor facilitair in Noordwijk en heb ik met mijn toenmalige locatie manager Roxani Karantzounis de afdeling schoonmaak opgezet, inmiddels een team van 137 mannen en vrouwen.
In oktober 2020 was ik hier 25 jaar in dienst. Maar eigenlijk was het toen al 28 jaar, de eerste drie jaar werkte ik al 3 jaar als uitzendkracht.
Het gezin waarin je opgroeit vormt je als mens
Als kind heb ik eenzaamheid gekend. Ik werd gepest en buitengesloten vanwege de broers die ik had. Nare dingen als "zij is besmettelijk, je moet niet met haar omgaan” werden gezegd. Toen mijn oudste broer net was begraven en ik kwam terug op school zei de meester “dat gehuil moet maar eens over zijn.” Als kind trek je jezelf terug. Vriendinnen nam ik niet mee naar huis, het kon niet of mijn vader wilde het niet. En ik was veel naar mijn broertjes. In die tijd kwam er niemand voor je op. Dat gaat tegenwoordig gelukkig anders. Mijn jeugd in dit gezin heeft meegespeeld in de keuze die ik maakte om in de zorg te gaan werken. Vroeger wilde ik dokter worden, nu nog steeds kan ik wel eens denken: ‘zal ik niet alsnog...’. Nu in het coach vak, dat ik ernaast doe, ben ik weer aan het zorgen, maar op een andere manier.
Als je naar mijn werkcarrière kijkt staat zorg in alle functies centraal, het is allemaal zorg maar betreft een ander schakeltje in dezelfde ketting. Ook heeft mijn jeugd invloed gehad op mijn partnerkeuze. Ik vroeg me af, of mijn toekomstige partner mij wel zou willen, omdat ik twee gehandicapte broertjes had. Ik ontmoette Arie en vertelde hem dat ik een broer had op de Willem van den Bergh, en de volgende dag ging hij mee. Dat zat dus goed. Ik heb hem nooit meer weggedaan...Ik vond het wel belangrijk om vooraf te weten wat onze kans zou zijn op kinderen met een handicap. We hebben dit vooraf uitgezocht. Gelukkig hadden wij het gen beide niet.
Inzetten voor iemand anders
Wat ik probeer mee te geven aan mijn medewerkers is dat ook schoonmaak een belangrijke schakel is in het proces. Iedere bijdrage is van waarde. Mijn eigen kinderen werken hier ook. Twee doen vakantiewerk als schoonmaakmedewerker en mijn zoon Jaco heeft bij de loop groep gewerkt. Hij had het heel erg naar zijn zin, maar is inmiddels meester in de rechten. Hij heeft hier 9 jaar gewerkt, hij is op zijn 15e begonnen. Het gevoel van 'van toegevoegde waarde’ zijn had hij ook heel sterk. Dat ik van waarde ben, maar vooral dat ik iets toevoeg voor die ander, daar word ik blij van. Dat is de belangrijkste kern van mij, dat wil ik niet kwijtraken.”